Hoge Raad buigt zich over gebruik geluidsopnamen in strafzaak

Hoge Raad: rechtbank moet opnieuw oordelen over gebruik geluidsopnamen

DEN HAAG, 9 december 2025 – De Hoge Raad heeft vandaag een belangrijke uitspraak gedaan in de cassatieprocedure rond de geluidsopnamen die Peter R. de Vries in 2019 heimelijk maakte tijdens gesprekken met twee toenmalige advocaten. Centraal staat de vraag of delen van deze opnamen mogen worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek naar een van de advocaten. De hoogste rechter oordeelt dat de rechtbank een cruciale afweging onvoldoende heeft gemotiveerd en daarom opnieuw moet beoordelen of en in hoeverre de opnamen mogen worden gebruikt.

Achtergrond van de zaak

De twee advocaten waren destijds werkzaam binnen hetzelfde kantoor waar Peter R. de Vries directeur was. In januari 2024 verschenen mediaberichten waarin werd gemeld dat De Vries in 2019 zonder medeweten opnamen had gemaakt. Hierop zou te horen zijn dat één van de advocaten een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zou hebben omgekocht of daartoe een poging heeft gedaan.

Naar aanleiding van deze berichten startten de Orde van Advocaten, het ministerie van Justitie en Veiligheid en de politie afzonderlijke onderzoeken. Toen deze geen aanwijzingen voor omkoping opleverden, ontving de Rijksrecherche anoniem zeven audiobestanden van de heimelijk gemaakte gesprekken. Het Openbaar Ministerie (OM) legde deze vervolgens voor aan de rechter-commissaris, die bepaalde dat fragmenten uit drie opnamen gebruikt mochten worden in de strafzaak tegen één van de advocaten.

De advocaten tekenden bezwaar aan en vroegen de rechtbank het gebruik van deze opnamen te verbieden. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de geluidsopnamen weliswaar onder het verschoningsrecht vallen, maar dat er sprake was van “zeer uitzonderlijke omstandigheden” die doorbreking van dit recht rechtvaardigen. De verdenking van (poging tot) omkoping of oplichting speelde daarbij een centrale rol.

Cassatieklachten: reikwijdte verschoningsrecht en uitzonderlijke omstandigheden

In cassatie klaagden de advocaten onder meer over:

  1. De wijze waarop de rechtbank het verschoningsrecht heeft afgebakend, en
  2. Het oordeel dat sprake zou zijn van uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang van waarheidsvinding zwaarder weegt dan het recht op vertrouwelijkheid.

Daarnaast werd aangevoerd dat in de opnamen ook namen voorkomen van andere cliënten van het kantoor, die niets met de verdenking te maken hebben.

Oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad verklaart de advocaten ontvankelijk in hun cassatie en benadrukt dat ook wanneer geluidsbestanden anoniem worden toegestuurd, de wettelijke procedure rond geheimhoudersinformatie van toepassing blijft.

Een deel van de klachten slaagt. De hoogste rechter vindt dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verschoningsrecht mocht worden doorbroken ondanks het feit dat in de opnamen ook andere cliënten worden genoemd. De rechtbank had moeten onderzoeken of de belangen van deze cliënten niet onevenredig zouden worden geschaad.

Volgens vaste rechtspraak mag een inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is. De rechtbank heeft echter niet duidelijk gemaakt hoe zij dit heeft afgewogen.

De Hoge Raad vernietigt daarom het eerdere oordeel en draagt de rechtbank op de zaak opnieuw te behandelen. De overige cassatieklachten zijn afgewezen omdat deze niet tot vernietiging van de uitspraak kunnen leiden of geen nieuwe juridische vragen oproepen.

Vervolg

De rechtbank zal opnieuw moeten vaststellen of en welke delen van de geluidsopnamen gebruikt mogen worden in het strafrechtelijk onderzoek. Daarmee is de discussie over de grenzen van het verschoningsrecht én de rol van heimelijk opgenomen gesprekken voorlopig nog niet ten einde.

Geef een reactie