Onderzoek: Prijzen aan de pomp blijven stijgen terwijl olieprijs en dollar dalen

cars refueling on gas station

Amsterdam, 2 oktober 2025 – Terwijl de wereldwijde olieprijzen afnemen en de Amerikaanse dollar in waarde daalt, blijft de prijs aan de pomp voor automobilisten ongekend hoog. Bedrijven als Shell, Esso en Texaco lijken – al dan niet bewust – deze situatie te benutten om hun winsten en aandeelhouders tevreden te houden, hoewel de marktomstandigheden juist zouden moeten leiden tot lagere brandstofprijzen.

Wat speelt er in de oliemarkt

  • De olieprijs (Brent) is recentelijk flink gedaald, deels doordat OPEC+ heeft aangekondigd de productie verder te verhogen.
  • Er is sprake van toenemende productie uit landen als Irak, en regio’s als Koerdistan hervatten leveringen.
  • De dollar verzwakt op de wereldmarkt, wat in theorie zou moeten leiden tot lagere importkosten voor olie in landen met andere munten.

De pompprijzen: waarom dalen ze (niet)?

Ondanks de bovenstaande ontwikkelingen zet de prijs van benzine en diesel aan de pomp door met stijgen. Enkele oorzaken:

  1. Winstmarges & aandeelhoudersrendement
    Shell bijvoorbeeld keert miljarden uit in dividend en koopt eigen aandelen terug, zelfs in jaren waarin de winst daalt. Dat zorgt voor druk om de inkomsten hoog te houden.
  2. Belastingen & accijnzen
    In veel landen vormen accijnzen en belastingen een groot aandeel van de prijs aan de pomp. Deze kunnen stijgen of minstens gelijk blijven, waardoor lagere grondstofkosten niet automatisch tot lagere pompprijzen leiden.
  3. Refinage- en transportkosten
    Marges bij raffinage en logistiek kunnen ook verhoogd zijn, zeker als bedrijven verwachten dat olieprijzen weer gaan stijgen, of te make hebben met onderhoud en capaciteit. Voor Esso bijvoorbeeld zijn de marges bij raffinage in 2024 gedaald naar “historische niveaus” na zeer hoge marges in voorgaande jaren.
  4. Voorraadeffecten en voorraadwaarderingen (stock effects)
    Bedrijven rekenen soms dure voorraden in de kost of verkopen goedkoper ingekochte voorraad; effecten van voorraadwaardering kunnen de winst drukken óf juist verhogen afhankelijk van het moment. Dit kan de indruk wekken dat lagere grondstofprijzen niet meteen doorwerken in lagere consumentenprijzen. Esso vermeldt negatieve voorraad effecten in 2023, positiever in 2024.

Wat betalen Nederlandse automobilisten — en waarom zo veel?

De officiële statistieken van het CBS tonen dat de pompprijs in Nederland structureel hoog blijft in vergelijking met het Europese gemiddelde. De CBS-datasets over pompprijzen (dag- en maandcijfers) laten zien dat de gewogen gemiddelde prijzen inclusief accijns en btw pas beperkt meebewegen met wereldolieprijzen; belastingen en accijnzen vormen een groot deel van de prijs.

Belangrijkste uitlegpunten:

  • Accijns & btw: In Nederland is de accijns per liter benzine in recente jaren rond €0,79 per liter gebleven; diesel rond €0,52 per liter. Over de prijs incl. accijns wordt ook btw geheven. Dat betekent dat grofweg ~60–70% van prijsveranderingen op ruwe olie door de keten niet 1-op-1 naar de consument doorwerken; accijns en btw dempen (of maskeren) de invloed van de ruwe olieprijs.
  • Ruwe olie is slechts één factor: Raffinagekosten, logistiek, valuta-effecten en retailkosten maken een aanzienlijk deel van de eindprijs uit. Shell en andere grote raffinaderijen publiceren dat de opbouw van de brandstofprijs uit meerdere componenten bestaat.

Kort: als ruwe olie goedkoper wordt, scheelt dat vaak maar enkele centen per liter. De rest van de prijs is ofwel overheid (accijns/btw) of andere kosten/marges in de keten.

Hoe is de €2,17 opgebouwd?

Je betaalt aan de pomp een totaalbedrag waar meerdere schijven in zitten: inkoop (grondstof/raffinage), transport & exploitatie, accijns, en BTW.

Rekenvoorbeeld op basis van de landelijke adviesprijs van €2,17:

  • Stap 1: totaalprijs = 1,21 × (nettoprijs vóór BTW + accijns).
    (omdat 21% BTW wordt geheven over het bedrag incl. accijns).
  • Stap 2: bij €2,17 totaal volgt: netto vóór BTW + accijns ≈ €1,80.
  • Stap 3: netto vóór BTW = €1,80 − accijns (€0,789) ≈ €1,01 per liter.
    Dit bedrag van ~€1,01 bevat: de inkoop/commodity-kosten (de prijs die raffinaderijen/handel vragen) én de exploitatie- en winstmarge van handel/brandstofretail. (berekening op basis van actuele adviesprijs en Rijksoverheid accijns).

Kort gezegd: van €2,17 is ongeveer €0,79 accijns + ±€0,33 BTW (op accijns + netto), en ~€1,01 blijft over voor kosten + marges vóór BTW (inkoop, raffinage, transport, marge retailer). Dit is volledig consistent met uitleg van branche en prijsopbouw in Nederland.

Waarom vertaalt dalende olieprijs zich niet snel in lagere pompprijzen?

  1. Accijns + BTW zijn dominant en relatief onflexibel.
    In Nederland is een groot deel van de pompprijs een vast bedrag (accijns) plus BTW. Zelfs als de grondstofprijs daalt, blijft de vaste accijns intact (2025: €0,789). Die vaste component dempt directe daling aan de pomp.
  2. Voorraad- en timingseffecten.
    Brandstof wordt niet altijd verkocht op het moment van inkoop: bedrijven bouwen voorraden op tegen verschillende momenten en prijzen (voorraadwaardering). Als een bedrijf grote hoeveelheden heeft ingekocht toen olie duurder was, zullen die kosten eerst worden verrekend voordat lagere spotprijzen doorsijpelen. Dit verklaart vertraging en asymmetrie in prijsdoorwerking.
  3. Raffinagemarges en logistieke kosten.
    Zelfs bij lagere ruwe olieprijzen kunnen raffinage- en distributiemarges (of hogere kosten door onderhoud of capaciteitsbeperkingen) de prijs hoog houden. Nederland is een raffinage-hub (Rotterdam) — bewegingen in raffinagemarkt en lokale marges beïnvloeden de consumentenprijs.
  4. Strategische prijszetting en aandeelhoudersdruk.
    Grote geïntegreerde maatschappijen (Shell, Exxon/Esso, Chevron/Texaco) streven naar consistente cashflow, dividend en aandeleninkoop. Dat kan ertoe leiden dat zij marges niet volledig laten slinken bij kortetermijndalingen, vooral in periodes waarin aandeelhoudersrendement prioriteit krijgt. Globale jaarcijfers tonen dat deze concerns ondanks winstschommelingen veel middelen vrijmaken voor aandeelhouders.
  5. Verschillen tussen tankstations: snelwegstations, bemande stations en onbemande stations rekenen uiteenlopende marges. In Nederland bestaan aanzienlijke prijsverschillen: onbemande stations zijn vaak tientallen centen goedkoper. Dit duidt erop dat concurrentie op detailhandelsniveau wél grote invloed heeft, maar niet alle stations volgen direct prijsdalingen.

Conclusie: wie profiteert?

Shell’s winst daalt weliswaar van recordhoogte in 2022 naar lagere niveaus in 2023 en 2024, maar blijft toch zeer hoog – genoeg om forse dividenden uit te keren en aandelen terug te kopen. Esso laat een veel grotere daling in winst zien, vooral in 2024, met winsten die slechts een fractie zijn van wat in 2023 werd behaald.

Ondanks dat de olieprijs richting ~US$ 60 per vat daalt (of al onder de $60 gedaald is in bepaalde perioden) en de dollar verzwakt, zien consumenten in veel landen geen noemenswaardige verlaging aan de pomp. De keten van olie-extractie → raffinage → distributie én winstuitkeringen zorgt ervoor dat iedere schakel enige buffer heeft tegen prijsdalingen, en bedrijven lijken die buffers vaak in te zetten in hun voordeel.

Gebruikte bronnen

  • Reuters – “Oil falls as OPEC+ proceeds with September output increase”
  • Reuters / IMF / valutamarkten betreffende de verzwakkende dollar
  • Esso S.A.F. jaarverslag 2023‐2024
  • Shell jaarverslag / earnings rapporten 2023 & 2024, cijfers over adjusted earnings en nettowinst


Ontdek meer van HBP Media

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Geef een reactie