Dit wetsvoorstel introduceert een, gefaseerd in te voeren, verbod om aan vergunninghouders voorrang te verlenen voor sociale huurwoningen. Vergunninghouders, die ook wel worden aangeduid als statushouders, zijn asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen en dus in Nederland mogen blijven.
Verdeling huurwoningen
De regering wordt bij de verdeling van schaarse betaalbare huurwoningen voor dilemma’s gesteld. Daarbij moet zij bepalen wie onder welke omstandigheden toegang krijgt tot sociale huurwoningen. Er moeten criteria worden geformuleerd om tot een zo eerlijk mogelijke verdeling te komen. Daarbij is onder meer van belang dat de verlening van een verblijfsvergunning gepaard gaat met een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor adequate huisvesting van vergunninghouders.
Ongelijke behandeling
De Afdeling advisering constateert in haar advies dat vergunninghouders een ongunstige uitgangspositie hebben op de woningmarkt. Dit wetsvoorstel ontneemt gemeenten de mogelijkheid om deze achterstand met een voorrangsregeling te compenseren. Als een instrument voor het compenseren van ongelijkheid voor één bepaalde groep wordt ingetrokken, terwijl die groep zich niet in een gelijke uitgangssituatie bevindt, leidt dit tot ongelijke behandeling.
De regering kondigt maatregelen aan om de positie van vergunninghouders op de woningmarkt te verbeteren en hen in een gelijke startpositie te brengen als andere woningzoekenden. Maar volgens de Afdeling advisering is het niet realistisch om te verwachten dat deze maatregelen tijdig het benodigde effect zullen hebben. Vergunninghouders blijven daardoor op achterstand staan. Hierdoor komt het wetsvoorstel in strijd met het recht op gelijke behandeling dat door de Grondwet wordt gewaarborgd.
Ontnemen mogelijkheden gemeenten
Onder de Huisvestingswet 2014 hebben gemeenten beleidsvrijheid bij het bepalen van urgentiecategorieën. Het gevolg van de regeling die nu wordt voorgesteld, is dat gemeenten helemaal niet meer kunnen beslissen om vergunninghouders als groep voor voorrang in aanmerking te brengen, terwijl zij daar bij uitstek toe in staat zijn. Het voorstel maakt het voor gemeenten bovendien zeer moeilijk om te voldoen aan de wettelijke taakstelling om vergunninghouders te huisvesten.
Conclusie
De Afdeling advisering concludeert dat het wetsvoorstel leidt tot ongelijke behandeling in strijd met de Grondwet, omdat niet aannemelijk is dat de maatregelen die de regering aankondigt om de vereiste gelijke startpositie te bewerkstelligen, tijdig het benodigde effect hebben. Gecombineerd met het feit dat gemeenten in een zeer moeilijke positie worden gebracht, kan de Afdeling advisering niet positief over het wetsvoorstel adviseren. Zij adviseert de regering om het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen.
Ontdek meer van HBP Media
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.