Rechtbankgebouw bij uitspraak over asielzaak Nigeria op 9 december 2025

Asielzaak Nigeria: afwijzing blijft in stand

De rechtbank laat de afwijzing van een Nigeriaanse asielaanvraag in stand: problemen met Boko Haram en homoseksualiteit zijn onvoldoende geloofwaardig. Terugkeerbesluit en tweejarig inreisverbod blijven gelden.

DEN HAAG, 12 december 2025 – De enkelvoudige kamer heeft op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen een asielzoeker uit Nigeria (hierna: eiser) en de minister van Asiel en Migratie. In deze procedure stond centraal of de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, en of het daarbij opgelegde terugkeerbesluit (onmiddellijk vertrek uit Nederland) en het inreisverbod van twee jaar terecht zijn.

Waar ging de zaak over?

Eiser diende op 18 augustus 2025 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister wees die aanvraag af bij besluit van 15 augustus 2025 als kennelijk ongegrond. Eiser ging in beroep. De rechtbank behandelde het beroep op zitting op 21 oktober 2025, in aanwezigheid van eiser en beide gemachtigden.

Eiser stelde dat hij in Nigeria problemen heeft gekregen door een vermeende link met Boko Haram en daarnaast vreest hij vervolging vanwege zijn homoseksuele gerichtheid. Volgens zijn relaas werkte hij in een hotel waar (zonder dat hij het wist) Boko Haram-leden zouden hebben verbleven. Na een incident waarbij hij in een hotelkamer wapens aantrof, zou hij bedreigd zijn en ondergedoken zijn. Ook stelde hij dat zijn familie op 25 december 2017 door Boko Haram is gedood. Daarnaast voerde hij aan dat hij in Nigeria problemen heeft ervaren en zal ervaren vanwege zijn seksuele gerichtheid.

Wat vond de minister geloofwaardig – en wat niet?

De minister splitste het verhaal op in drie relevante elementen:

  1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
  2. Problemen met Boko Haram
  3. Problemen vanwege seksuele gerichtheid

De identiteit, nationaliteit en herkomst achtte de minister geloofwaardig. De overige twee elementen werden door de minister ongeloofwaardig geacht. De rechtbank moest beoordelen of die conclusie voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen.

Referentiekader: wat mocht van eiser worden verwacht?

Eiser klaagde dat de minister onvoldoende rekening hield met zijn referentiekader. Hij wees erop dat hij jong is begonnen met werken en dat documenten zoals arbeidsovereenkomsten of salarisstroken in Nigeria niet gebruikelijk zouden zijn. Ook stelde hij dat het lastig is om woorden te geven aan gevoelens rondom zijn homoseksualiteit, mede door zijn achtergrond.

De rechtbank stelde vast dat partijen uitgaan van hetzelfde referentiekader: eiser is een 35-jarige man uit Nigeria, met enige scholing (tweede jaar middelbare school afgerond), die kan lezen en schrijven en naar eigen zeggen minstens 2,5 jaar als hotelmanager heeft gewerkt.

De kern: de rechtbank volgde het standpunt dat van eiser – gezien zijn werkervaring en positie – meer concrete uitleg mocht worden verwacht over zijn werkzaamheden en over (de eigenaar van) het hotel. Het argument dat documenten ontbreken omdat het “in Nigeria zo gaat”, werd niet gezien als iets dat voortvloeit uit zijn persoonlijke referentiekader, maar als een algemene stelling die onvoldoende is onderbouwd. Over zijn homoseksuele gerichtheid oordeelde de rechtbank dat tijdens de gehoren niet bleek dat eiser vragen niet begreep of dat zijn referentiekader hem belemmerde; ook in correcties en aanvullingen had hij dat niet concreet gemaakt.

De nieuwe lijn: Werkinstructie 2024/6 en artikel 31 Vw 2000

Belangrijk in deze zaak is dat de minister bij de beoordeling verwees naar Werkinstructie (WI) 2024/6, die vanaf 1 juli 2024 geldt. Deze werkinstructie werkt het beleid uit dat is gekoppeld aan artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Kort gezegd kijkt de minister eerst of asielmotieven voldoende met bewijs zijn onderbouwd. Als dat lukt, kan een motief al geloofwaardig worden geacht. Lukt dat niet, dan volgt een toets of de vreemdeling aan voorwaarden voldoet om het “voordeel van de twijfel” te krijgen (artikel 31, zesde lid, Vw 2000).

Waarom werden de problemen met Boko Haram niet geloofd?

De rechtbank vond dat de minister terecht concludeerde dat eiser dit asielmotief onvoldoende met objectieve documenten had onderbouwd. Een belangrijk stuk was een arrestatiebevel, maar dat betrof een kopie, waarvan de authenticiteit niet vastgesteld kon worden. Daardoor was de bewijswaarde beperkt. Ook ontbraken stukken waaruit bleek dat eiser daadwerkelijk bij het genoemde hotel had gewerkt (bijvoorbeeld contracten, loonstroken of bankafschriften).

Vervolgens keek de minister (en daarna de rechtbank) naar de voorwaarden voor het voordeel van de twijfel. De rechtbank nam daarbij meerdere punten mee:

  • Eiser zou onvoldoende inspanning hebben geleverd om documenten te verkrijgen of te onderbouwen waarom dat onmogelijk was.
  • Hij had het originele arrestatiebevel niet opgehaald en geen (onderbouwde) poging gedaan opnieuw contact te leggen met zijn oom die eerder documenten stuurde.
  • Er waren inconsistenties in verklaringen, onder meer over de eigenaar en het eigendom van het hotel en over de aard van de vermeende aanslag (schietincident versus bomaanslag) en de details daarvan.
  • De rechtbank vond het niet aannemelijk dat bij een grote aanslag met veel slachtoffers geen concrete informatie of berichtgeving te vinden zou zijn, terwijl over andere Boko Haram-aanslagen wél veel details online beschikbaar zijn.
  • Daarnaast werd meegewogen dat eiser wisselend verklaarde over de dood van familieleden en daarvoor geen overtuigende toelichting gaf.

Waarom werd de homoseksuele gerichtheid niet geloofd?

De rechtbank maakte duidelijk dat het besluit zo begrepen moet worden dat de problemen rond de seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn omdat de homoseksuele gerichtheid zelf ongeloofwaardig is bevonden. De rechtbank vond dat eiser – ondanks meerdere kansen – te vaag en oppervlakkig bleef in zijn verklaringen over:

  • hoe hij zijn homoseksualiteit ontdekte,
  • de aard en betekenis van een relatie met een persoon uit zijn relaas,
  • wat lhbti-bijeenkomsten in Nederland voor hem betekenen en wat daar inhoudelijk gebeurt,
  • en de verhouding tussen zijn religie en zijn gerichtheid, waarin hij volgens de rechtbank niet consistent was.

Ook speelde mee dat uit het Medifirst-rapport geen gehoorbeperkingen volgden die dit verklaren (afgezien van moeite met exacte data, wat hem niet werd tegengeworpen). Daarom vond de rechtbank dat de minister dit element niet ten onrechte ongeloofwaardig achtte.

Terugkeerbesluit en inreisverbod: waarom blijven die staan?

Omdat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft, heeft eiser volgens de rechtbank geen rechtmatig verblijf (meer). De rechtbank volgde daarnaast het standpunt dat eiser de autoriteiten had geprobeerd te misleiden over zijn geboortedatum (eerst doen alsof hij minderjarig was) en dat hij zijn paspoort opzettelijk had vernietigd. Gezien die omstandigheden mocht de minister de aanvraag kennelijk ongegrond verklaren en was hij bevoegd een terugkeerbesluit uit te vaardigen en een inreisverbod van twee jaar op te leggen.

Uitkomst

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Dat betekent dat:

  • de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft,
  • het terugkeerbesluit blijft gelden,
  • en het inreisverbod van twee jaar van kracht blijft.
    Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Geef een reactie