We staan op een kantelpunt. Niet het dramatische, omwentelende kantelpunt dat stemmen straalt met revoluties en barricades — maar een sluipende, geniepige herverdeling van kansen en zekerheid. Aan de bovenkant groeit vermogen in recordtempo; aan de onderkant knijpt de stapel van vaste lasten steeds strakker. Voor wie rond moet komen van een modaal inkomen is ‘net genoeg’ niet langer een houdbare belofte maar een dagelijks rekensommetje met te veel onbekenden.
Rijkste 10%
De cijfers vertellen een dubbel verhaal. Aan de ene kant: het aantal huishoudens met grote vermogens groeit en de concentratie van rijkdom is indrukwekkend. De rijkste 10 procent van huishoudens bezit meer dan de helft van het totale vermogen. Dat zijn geen kleine fluctuaties — dit is structureel kapitaal dat zich opstapelt en zich anders gedraagt dan inkomen dat je maandelijks ontvangt.
Aan de andere kant zien we dat armoede nog altijd aanwezig is, en dat nieuwe meetmethoden een genuanceerder beeld geven van wie echt kwetsbaar is. De vernieuwde armoedemeting (waarbij niet alleen inkomen maar ook makkelijk inzetbare bezittingen en schulden worden meegewogen) liet in 2023 zien dat ongeveer 540 duizend mensen in Nederland volgens die definitie beneden de armoedegrens leven. Dat zijn individuele levens, gezinnen en kinderen die in 2023 nauwelijks genoeg hadden om mee te doen.
Vermogenskloof
Waarom voelt ongelijkheid nu anders dan vroeger? In het kort: vermogensongelijkheid en inkomensongelijkheid zijn niet hetzelfde. Inkomen (salaris, uitkeringen) bepaalt of je maandelijkse rekeningen worden betaald; vermogen (huizen, aandelen, spaargeld) bepaalt of je een tegenvaller op kunt vangen, een studie kunt betalen, of een woningkrediet kunt afsluiten. De vermogenskloof kan jarenlang onzichtbaar zijn — totdat die ene crisis of die eenmalige huurverhoging het verschil maakt. Recent onderzoek laat zien dat Nederlanders de omvang van de vermogensongelijkheid structureel onderschatten; dat verklaart deels de publieke verrassing wanneer verhalen van stijgende huizenprijzen en kapitaalwinsten in de krant komen.
De woningmarkt speelt een hoofdrol in dit drama. Woningen zijn niet langer alleen een dak boven het hoofd, ze zijn primaire vermogensopbouwers. In steden waar de schaarste groot is, zijn huizen in korte tijd een ticket naar fors meer financiële zekerheid geworden. Wie eenmaal huisbezit heeft — of die prijsstijgingen kon meepakken — zag zijn nettovermogen stijgen. Tegelijkertijd steeg huur en woonlasten voor velen sneller dan de gemiddelde inkomens, en waren huurverhogingen in 2023 en 2024 de hoogste in decennia. Dat wringt: wonen slurpt een steeds groter deel van het besteedbare inkomen op.
Kansenverlies
De psychologische en maatschappelijke kosten van deze ontwikkeling zijn groot. Voor de modale Nederlander — de werknemer, de zzp’er met wisselende opdrachten, de ouder met deeltijdbaan — betekent het stijgen van vaste lasten dat er minder ruimte is voor sparen, investeren in opleiding of plotselinge uitgaven door ziekte of pech. De spreekwoordelijke buffer — een paar duizend euro spaargeld — is voor veel huishoudens te klein of afwezig. Dat leidt tot stress, kansenverlies en uiteindelijk minder sociale mobiliteit.
Wie wordt eigenlijk het zwaarst getroffen? Niet uitsluitend de traditionele ‘laagste inkomens’. Een groeiende groep modale huishoudens voelt de druk: starters die niet meer de hypotheek kunnen dragen, tweeverdieners waarvan één baan wegvalt of die geconfronteerd worden met stijgende kinderopvang- en energiekosten, ouderen met een klein pensioenfonds dat door de lage rente minder oplevert. Tegelijkertijd profiteren beleggers, eigenwoningbezitters met forse overwaarde en mensen met substantiële spaargelden en effectenportefeuilles van marktschommelingen die hun vermogen vergroten zonder dat zij per se harder hoeven te werken. De stijging van het aantal miljoenenhuishoudens is een signaal: rijkdom concentreert zich in steeds meer klantprofielen.
Inflatiegolf
Beleid speelt een sleutelrol — soms als oorzaak, vaker als versterker. Fiscaal beleid dat kapitaalinkomsten minder zwaar belast dan arbeid, gebrek aan adequate regulering van huur- en woningmarktspelletjes, en een ontoereikend stelsel van sociale vangnetten creëren samen een systeem waarin de voordelen van marktdynamiek vooral bij degenen terechtkomen die al toegang hadden tot kapitaal. De recente inflatiegolf en stijgende rentes troffen iedereen, maar veel kwetsbaren konden de storm niet afweren. Terwijl sommige inkomens in 2024 indicaties van herstel van koopkracht lieten zien, waren de winsten onevenredig verdeeld en vaak gekoppeld aan bezit, niet aan arbeid.
Praktijkvoorbeeld: de huurder met modaal inkomen. Stel: een gezin met één modaal salaris en één parttime baan. Jaarlijks stijgen huur en energiekosten, soms ook lokale belastingen. Tegelijkertijd blijft de mogelijkheid om te verhuizen naar betaalbare (maar vaak minder goed bereikbare) regio’s schaarser, en sociale huurstaten kennen lange wachtlijsten. Voor zulke huishoudens betekent elk prijsstijging: minder buffer, minder kansen om te sparen voor een eigen huis, en mogelijk uitstroom naar tijdelijke oplossingen of schulden. Dat is niet een verhaal van individuele verantwoordelijkheid maar van marktkrachten en structurele ongelijkheid in samenloop.
Fiscale hervorming
Tegenargumenten zijn er ook: Nederland heeft nog steeds relatief lage inkomensongelijkheid vergeleken met veel andere EU-landen. Sociale voorzieningen en een progressief belastingstelsel dempen inkomensverschillen. Maar het onderscheid tussen inkomen en vermogen blijft cruciaal: je kunt een redelijk inkomen hebben en toch weinig vermogen — en precies díe groep groeit. Als beleid volksbescherming biedt die alleen inkomens vangt maar niet de structurele accumulatie van vermogen adresseert, verandert de fundamentele verdeling van welvaart niet.
Wat kan (en moet) er gebeuren? Één: fiscale hervormingen die ongelijkheid in vermogen aanpakken, bijvoorbeeld door vermogenswinsten niet structureel gunstiger te behandelen dan arbeid en door slimme erf- en schenkingsregels die extreem snelle concentratie van kapitaal temperen. Twee: investeringen in betaalbare woningvoorraad, gereguleerde huurmarkt en stimulansen voor sociale huur. Drie: versterking van het sociale vangnet — en niet alleen tijdelijk, maar zodanig dat mensen buffers kunnen opbouwen (bijvoorbeeld via spaarfaciliteiten voor huishoudens met lage buffers) en deelnemingsmogelijkheden in pensioen- en vermogensgroei. Vier: onderwijs en omscholing zodat inkomensgroei niet alleen uit bezit voortkomt, maar ook uit vaardigheden en productiviteitswinst die breed gedeeld worden.
Het systeem
De alternatieven zijn geen abstracties. Laten we eerlijk zijn: politieke passiviteit betekent dat vermogen zichzelf blijft uitbetalen. Wanneer winsten uit huizen en aandelen jaar na jaar compounden, verandert de samenleving subtiel maar blijvend — macht gecentraliseerd in kapitaal, kansen afgebakend langs postcode en bezit. Dat is geen toekomstmuziek; dat is de praktijk die vandaag al voor veel Nederlandse gezinnen het verschil maakt tussen een rustige nacht en een week vol zorgen.
Als onderzoeksjournalist en burger wil ik geen paniek aanjagen, maar wel helderheid: ongelijkheid is niet alleen een moreel probleem, het is een beleidsprobleem met concrete economische en sociale effecten. En net als elke andere maatschappelijke uitdaging vraagt het om keuzes — politieke keuzes — die we nu moeten maken. Laat het gesprek niet alleen over cijfers gaan, maar over levens: over gezinnen die hun kinderen willen laten groeien zonder dagelijkse financiële brandjes te blussen, over ouderen die waardig moeten kunnen leven, en over een samenleving waarin vermogen geen vanzelfsprekend voorrecht is dat generaties lang zichzelf opbouwt.
De vraag voor ons als samenleving is simpel maar zwaarwegend: willen we een systeem dat scherpe winnaars en grote groepen zwakkeren accepteert — of kiezen we voor maatregelen die de opbouw van vermogen en kansen eerlijker spreiden? Het antwoord zal bepalen of Nederland over tien, twintig jaar nog steeds een land is waarin relatief veel mensen veilig kunnen wonen, werken en meedoen — of een land waarin vermogen de poortwachter van zekerheid is geworden.
Gebruikte bronnen
- 56 percent of wealth in the hands of 10 percent of households — Statistics Netherlands (CBS), 15 januari 2025. Centraal Bureau voor de Statistiek
- Nieuwe armoedemeting: 540 duizend mensen arm in 2023 — Statistics Netherlands (CBS), 17 oktober 2024. Centraal Bureau voor de Statistiek
- Rent increases the highest in over 30 years — Statistics Netherlands (CBS), 4 september 2024. Centraal Bureau voor de Statistiek
- The Netherlands has more millionaires than ever — Statistics Netherlands (CBS), 8 oktober 2025. Centraal Bureau voor de Statistiek
- Income inequality in the Netherlands is well below the EU average — Statistics Netherlands (CBS), 3 juli 2024. Centraal Bureau voor de Statistiek
- ‘Everything’s just … on hold’: the Netherlands’ next-level housing crisis — The Guardian, 6 mei 2024. The Guardian
- Do people distinguish income from wealth inequality? — World Inequality Lab / Working Paper, 2024. WID – World Inequality Database
Ontdek meer van HBP Media
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.