Hoe een typefout leidt tot ontslag van rechtsvervolging
ARNHEM, 13 december 2025 – Het klinkt als een juridische thriller, maar het is de harde realiteit van het Nederlandse strafprocesrecht. Op 25 november 2025 deed het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een opmerkelijke uitspraak in een zaak die op het eerste gezicht glashelder leek. Een verdachte had een vaas vernield in een supermarkt. Toch verliet zij de rechtszaal zonder straf. De reden? Een fout in de tenlastelegging. Het Openbaar Ministerie (OM) was vergeten een paar cruciale woorden op papier te zetten, waardoor de rechter met handen en voeten gebonden was.
In dit artikel analyseren we hoe deze zaak (ECLI:NL:GHARL:2025:7871) kon ontsporen voor justitie en waarom elk woord in een dagvaarding van levensbelang is.
Het incident: vernieling in de supermarkt
De zaak draait om een incident dat plaatsvond op 16 mei 2023. De verdachte bevond zich in een supermarkt, waar de situatie escaleerde. Volgens de feiten heeft de verdachte een vaas, toebehorend aan de supermarkt, vernield.
In eerste instantie moest de verdachte voorkomen bij de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De politierechter achtte de vernieling bewezen en veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 20 uur (of 10 dagen hechtenis). Daarnaast werd de proeftijd van een eerdere veroordeling met een jaar verlengd. De verdachte liet het hier echter niet bij zitten en ging in hoger beroep.
De cruciale fout in de tenlastelegging
In hoger beroep nam de zaak een onverwachte wending. Het Gerechtshof boog zich over de exacte tekst van de tenlastelegging. Dit is de officiële aanklacht waarop de verdachte terechtstaat. De officier van justitie had ten laste gelegd dat de verdachte de vaas had “beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of vernield”.
Echter, er ontbrak iets essentieels. In de tekst stonden niet de woorden “opzettelijk en wederrechtelijk”. Dit lijkt wellicht juridisch mierenneuken, maar voor een strafbaar feit is dit dodelijk.
Artikel 350 Wetboek van Strafrecht
Om iemand te kunnen veroordelen voor vernieling volgens artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, moet er aan specifieke eisen worden voldaan. De wet zegt namelijk:
“Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt...”
Het OM moet dus niet alleen bewijzen dat de vaas stuk is gegaan door toedoen van de verdachte, maar ook dat dit opzettelijk (met intentie) en wederrechtelijk (zonder dat zij daar het recht toe had) gebeurde. Doordat deze woorden niet in de aanklacht stonden, hoefde (en mocht) de rechter hier officieel niet over oordelen.
Het oordeel van het Hof: Bewezen, maar niet strafbaar
Het Gerechtshof kwam in een lastige spagaat terecht door deze fout in de tenlastelegging.
- De feiten: Het hof stelde vast dat de verdachte de vaas daadwerkelijk had vernield. Dat deel kon wettig en overtuigend bewezen worden op basis van de bewijsmiddelen.
- De kwalificatie: Omdat de woorden “opzettelijk en wederrechtelijk” ontbraken, kon het hof niet vaststellen dat de daad een misdrijf opleverde volgens de wet. Iets per ongeluk stuk maken is immers civielrechtelijk wel een ding (je moet de schade betalen), maar strafrechtelijk geen vernieling.
De conclusie van het hof was dan ook onvermijdelijk: Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR).
Dit verschilt wezenlijk van vrijspraak. Bij vrijspraak zegt de rechter: “U heeft het niet gedaan” of “We kunnen niet bewijzen dat u het deed”. Bij ontslag van alle rechtsvervolging zegt de rechter in dit geval: “U heeft gedaan wat er in de aanklacht staat, maar die tekst levert door de fout van het OM geen strafbaar feit op.”
Gevolgen voor de straf en eerdere veroordelingen
De gevolgen van deze administratieve misser waren groot voor de afdoening van de zaak. Omdat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar was, kon er geen straf of maatregel worden opgelegd. De taakstraf van 20 uur die de politierechter eerder had opgelegd, verdween daarmee van tafel.
Maar er was meer. Het OM had ook gevorderd dat een eerdere voorwaardelijke straf (uit een zaak met parketnummer 18-125894-22) alsnog ten uitvoer gelegd moest worden. Dit gebeurt normaal gesproken als een verdachte tijdens zijn proeftijd opnieuw in de fout gaat.
Echter, om een voorwaardelijke straf te activeren, moet er sprake zijn van een nieuwe, strafbare veroordeling. Omdat de verdachte in deze zaak werd ontslagen van rechtsvervolging, was er juridisch gezien geen sprake van een nieuwe veroordeling voor een strafbaar feit. Het resultaat? De vordering tot tenuitvoerlegging werd afgewezen. De verdachte kwam hierdoor ook weg met het overtreden van de voorwaarden van haar vorige straf.
Conclusie: Precisie is vereist in het strafrecht
Deze uitspraak van 25 november 2025 toont pijnlijk nauwkeurig aan hoe belangrijk de formulering van een tenlastelegging is. Een fout in de tenlastelegging, hoe klein ook, kan het verschil maken tussen een veroordeling en volledige vrijheid.
Voor het Openbaar Ministerie is dit een harde les in zorgvuldigheid. Het vergeten van de standaardfrase “opzettelijk en wederrechtelijk” bij een vernielingszaak is een zeldzame, maar kostbare fout. Voor de verdachte loopt het incident met de gebroken vaas met een sisser af; zij hoeft niet te vrezen voor een strafbladvermelding voor dit specifieke feit, noch voor de taakstraf.
Juridisch gezien is de uitspraak volledig correct: de rechter mag de tenlastelegging niet zelf aanvullen of verbeteren als de kern van het delict ontbreekt. Het bevestigt opnieuw dat in de rechtszaal de regels van het spel heilig zijn, soms zelfs belangrijker dan de uitkomst die men gevoelsmatig zou verwachten.