In de nasleep van elke verkiezing in Nederland laait dezelfde discussie weer op: “De grootste partij moet toch de premier leveren?” Vooral wanneer de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders als grootste uit de stembus komt, klinkt de roep om “respect voor de kiezer” luid. Toch is dat een misvatting. In Nederland kiezen we géén premier, maar een parlement. En binnen dat parlement wordt – na onderhandelingen tussen partijen – een coalitie gevormd. Dat is de kern van onze parlementaire democratie.
Geen presidentieel systeem, maar parlementaire democratie
Nederland is geen presidentiële democratie, zoals de Verenigde Staten of Frankrijk. We hebben geen verkiezing waarbij de bevolking rechtstreeks stemt op een regeringsleider. Wij stemmen op partijen en kandidaten die samen de Tweede Kamer vormen. Die Kamer controleert de regering en beslist over wetten.
Pas ná de verkiezingen begint het proces van formeren: partijen onderhandelen over samenwerking, beleid, en wie minister-president wordt. De premier wordt niet gekozen door het volk, maar benoemd door de Koning op voordracht van de coalitiepartijen.
In dat proces speelt de grootte van een partij een rol, maar niet de doorslaggevende. De grootste partij mag proberen een coalitie te vormen, maar als niemand met haar wil samenwerken, komt er geen regering tot stand. Dat is precies wat de afgelopen jaren herhaaldelijk gebeurde bij de PVV.
Uitsluiten van partijen is geen schending van de democratie
Critici van de andere partijen spreken vaak van een “kartel” of “ondemocratische uitsluiting” wanneer de PVV buitenspel blijft. Maar dat is onjuist. In een parlementaire democratie is samenwerking gebaseerd op wederzijds vertrouwen en gedeelde uitgangspunten.
Partijen mogen er vrij voor kiezen om niet met een andere partij te regeren. Dat is geen minachting van de kiezer, maar een politieke keuze die hoort bij het systeem van coalitievorming. De Nederlandse Grondwet schrijft nergens voor dat de grootste partij automatisch regeringsverantwoordelijkheid krijgt.
De Grondwet, artikel 42 en 43, bepaalt slechts dat de Koning en de ministers samen de regering vormen, en dat ministers bij koninklijk besluit worden benoemd. Nergens staat dat de minister-president van de grootste partij moet komen.
De stem op de PVV is een stem op een Kamerlid, niet op een premier
Wie op Geert Wilders stemt, stemt op hem als volksvertegenwoordiger, niet als regeringsleider. Alleen als andere partijen bereid zijn om met hem samen te werken, kan hij premier worden. En dat is vaak niet het geval – niet uit rancune, maar omdat zijn standpunten op cruciale punten botsen met de grondwet en internationale verdragen.
Zo pleitte de PVV meermaals voor het verbieden van moskeeën en de Koran, maatregelen die in strijd zijn met artikel 6 van de Grondwet (vrijheid van godsdienst) en artikel 7 (vrijheid van meningsuiting). Andere partijen, zelfs die aan de rechterzijde, vinden dergelijke standpunten onverenigbaar met hun grondwettelijke eed. Daarom zeggen partijen als VVD en CDA: samenwerking met Wilders is praktisch en principieel onmogelijk.
Historische voorbeelden
Het idee dat de grootste partij automatisch moet regeren, wordt tegengesproken door talloze voorbeelden uit de Nederlandse geschiedenis.
- 1977: De PvdA van Joop den Uyl won de verkiezingen met 53 zetels, maar het waren het CDA en de VVD die samen een kabinet vormden onder leiding van Dries van Agt.
In elk van deze gevallen werd de premier pas aangewezen nadat partijen onderling overeenstemming bereikten, niet simpelweg op basis van wie de meeste stemmen had.
Democratie is meer dan de meerderheid
Democratie is niet hetzelfde als “de grootste partij krijgt haar zin”. Democratie is de macht van de meerderheid mét bescherming van de minderheid. Daarom zijn er checks and balances, een grondwet en een rechtsstaat.
Het uitsluiten van een partij omdat die fundamentele rechten wil inperken, is géén verraad aan de democratie – het verdedigt haar juist. Partijen die weigeren om met de PVV te regeren, doen dat vaak om de rechtsstaat te beschermen tegen voorstellen die strijdig zijn met de grondwettelijke orde.
De formatie is een kwestie van vertrouwen
De formatie is altijd een politieke en morele dans. Partijen moeten niet alleen beleidsmatig bij elkaar passen, maar ook vertrouwen hebben in elkaars integriteit en betrouwbaarheid. Wanneer Wilders bijvoorbeeld politieke tegenstanders “nep-parlementariërs” noemt of rechters “D66-rechters”, tast dat het vertrouwen aan dat nodig is om samen te regeren.
Zolang die toon niet verandert, blijft het politiek logisch dat partijen hem mijden – hoe groot de PVV ook is.
Conclusie: de kiezer bepaalt de Kamer, niet de premier
De democratische spelregels zijn duidelijk: Nederlanders kiezen geen premier, maar volksvertegenwoordigers. De premier ontstaat uit het compromis van coalitievorming. Dat betekent dat de grootste partij geen automatisch recht heeft op het premierschap – en dat andere partijen volkomen gerechtigd zijn om samenwerking te weigeren.
De uitsluiting van de PVV mag politiek gevoelig zijn, maar is grondwettelijk correct en democratisch legitiem. Uiteindelijk draait onze parlementaire democratie niet om wie de luidste stem heeft, maar om wie bereid is samen te werken binnen de grenzen van de rechtsstaat.
Ontdek meer van HBP Media
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.